Achatius van de Ararat in Armenië; hij is één van de Tienduizend martelaren; † ca 135.
De keizers Hadrianus (117-138) en Antonius hadden negenduizend soldaten aangeworven voor een veldtocht tegen rebellen aan de bovenloop van de Eufraat. Maar daar troffen zij een overmacht die bestond uit meer dan honderdduizend man. De keizers trokken zich terug. Maar Achatius en zijn mannen vertrouwden op hun oude goden en brachten hen offers. Nu verscheen hem een engel van de Heer die hem de overwinning beloofde, wanneer hij zich met zijn mannen tot Christus zou bekeren. Achatius bracht dit visioen aan zijn soldaten over. Zijn woorden waren overtuigend; zijn mannen namen het woord van Christus aan en zij trokken vol goede moed ten strijde en behaalden een klinkende overwinning. Hij leidde zijn troepen naar de berg Ararat. Daar opende zich de hemel boven de soldaten. Zeven engelen daalden over hen af met de woorden: “Vrees niet. God is met jullie. Hij waakt over het welzijn van wie in Hem geloven.” Zij begonnen de soldaten te onderrichten in de leer van Christus. Bovendien bereidden ze de nieuwe gelovigen voor op een nieuwe strijd, nu niet tegen de machtigen der aarde, maar in dienst van de hemelse koning tegen het kwaad zelf.
Na enige tijd ontdekten de beide keizers dat alle soldaten christen geworden waren. Bij het horen hiervan waren de keizers woedend. Ze riepen nog zeven vorsten met hun legers te hulp. Achatius werd met zijn mannen voor de keizer geleid om verantwoording af te leggen. Op dat moment klonk er een stem uit de hemel: “Ik heb jullie gebed verhoord. Ik zal met je zijn en je sterk en moedig maken.” Elk van de zeven opgeroepen koningen probeerde de soldaten tot andere gedachten te brengen. Of het niet volkomen absurd was de dienst aan de keizer te verlaten voor een gekruisigde god!? Ze konden beter hun nieuwe godsdienst opgeven. Zo niet, dan stonden hun de gruwelijkste martelingen te wachten. Toen de bekeerde soldaten niet toegaven, bevalen de koningen dat ze gestenigd moesten worden. Maar de stenen keerden in de lucht als een boemerang terug en dreigden op de hoofden van de werpers zelf neer te komen. Toen men opdracht gaf de gevangenen te geselen, verdorden de handen van degenen die de gesels moesten hanteren. Uiteindelijk werden ze met dorens gekroond en met spitse rietstengels doorboord. Bij het zien hiervan liepen er duizend heidense soldaten over naar het kamp van de christensoldaten, zodat ze in totaal met tienduizend waren. Het eindigde ermee dat ze alle tienduizend gekruisigd werden.
Intussen bad Achatius, hun bevelhebber, onvermoeibaar de geloofsbelijdenis voor.
Op het zesde uur deed zich een enorme aardbeving voor. Op dat ogenblik baden de martelaren tot God dat ieder die met gebed, vasten of onthouding hun gedachtenis in ere zou, houden gezondheid naar ziel en lichaam mocht verkrijgen en welstand van leven. Een stem uit de hemel liet weten dat hun gebed verhoord zou worden. Rond het negende uur gaven de martelaren de geest. Er deed zich een aardbeving voor. De lichamen kwamen los van hun kruisen, waarop engelen verschenen om ze een eerbiedige begrafenis te geven.
De voorspraak van Achatius wordt ingeroepen tegen doodsangst, bij twijfel, in uitzichtloze situaties, en bij allerhande ziekten en kwalen.
Achatius wordt afgebeeld als edelman of soldaat met lans, zwaard of strijdbijl; met kruis en doornenkroon.
Zouden we in de strijd die deze mannen moeten voeren eigenlijk een beeld moeten zien van de strijd die wij, gelovigen, te voeren hebben in het leven, en welke beproevingen ons daarbij te wachten staan? Hoe kwaad en dood slechts overwonnen worden zoals Jezus ons dat heeft voorgedaan? En hoe wij daarbij door de hemel worden gesterkt en aldus naar de overwinning worden geleid?