7 november Willibrord

Willibrord werd geboren in 658. Zijn ouders vonden het vanaf het begin een bijzonder kind en brachten hem op zesjarige leeftijd naar een klooster in Ripon, York, Engeland. Toen hij twintig was vertrok hij naar een klooster in Ierland. Daar studeerde hij nog eens tien jaar. Met zijn medebroeders voelde hij sterke drang om de heidenen op het vasteland van Europa te bekeren, vooral de Friezen. Rond 690 vertrok hij met zijn metgezellen in een kleine zeilboot. Door de berichten over asielzoekers die in gammele boten de Middellandse Zee proberen over te steken, beseffen we iets van het waagstuk van Willibrord die met een aantal gezellen de oversteek heeft gemaakt naar ons land. We vragen ons af wat je bezielt om op zo’n manier je leven op het spel te zetten? Nederland met zijn huidige grenzen bestaat dan nog niet. Ook kerkelijke structuren zijn er hier nog niet. Na een zware tocht kwamen Willibrord en zijn helpers in Utrecht, waar ze met Koning Radboud afspraken wilden maken, maar Radboud wilde er niets van weten. Hij geloofde vooral in de oude goden van het vasteland en wilde die niet opgeven. Maar hofmeier Pepijn veroverde rond die tijd een groot deel van het land en hij wilde wel graag het Evangelie laten verkondigen in zijn land. In Utrecht bouwde Willibrord en kerkje en vandaar trokken zij erop uit. Ze kregen daarbij onder ander hulp van Bonifatius. Omdat Willibrord de indruk wil wegnemen dat hij een gezant is van de Frankische heersers, reist hij naar Rome, waar hij van Paus Sergius I  de zending ontvangt om onder de Friezen te missioneren en het Evangelie te verkondigen. In 695 wijdt deze paus hem tot aartsbisschop van de Friezen. Regelmatig stichtte Willibrord kerkjes op plaatsen waar afgodsbeelden hadden gestaan. Tijdens een van zijn reizen kwam Willibrord op Walcheren. Daar stond een heel groot afgodsbeeld. Hij  nam een bijl en vernielde het beeld. Het volk wilde zich op Willibrord wreken, maar meer dan een lichte verwonding liep Willibrord niet op. Willibrord reisde eens in het kustgebied rond toen het drinkwater op raakte en de dorst ondragelijk werd. Net als Mozes sloeg Willibrord met zijn bisschopstaf op de grond en er welde een bron op. Dat was in Heiloo, waar zich nog altijd een Willibrordusputje te vinden is. Op veel plaatsen in het Brabant, Limburg en Vlaanderen zijn Willibrordusputten, plaatsen waar Willibrord lokaal vereerd werd. We mogen dus aannemen dat hij en zijn gezellen onze voorouders hebben bevrijd uit een geloof in Germaanse stamgoden, goden die particuliere groepsbelangen vertegenwoordigden.
In Echternach kreeg Willibrord een landgoed, waar hij en zijn broeders konden rusten en bidden. En hij stichtte er een kloosterschool, waardoor er goed opgeleide monniken beschikbaar kwamen. In 739 overleed hij daar.

Wat Willibrord preekte blijft ook voor ons van kracht. Door leven en werken kunnen wij laten zien dat de Blijde Boodschap voor iedereen is bestemd en alle mensen dichter bij God brengen. Daaraan werken is belangrijk, maar bidden net zo goed. De regel van Benedictus ‘Bid en werk’ geldt ook nog in onze dagen. Weten wij ons gesteund door de zegen van Willibrord. Laten wij bidden dat wij in dat werk volharden.