Pastoraal woord: Golven

‘Als ik de golven aan het strand en de duinen, het zand zie, denk ik aan de vakantie’ was de eerste regel van een lied dat, gezongen door Ria Valk, in de zomer van 1965 in de Top-40 stond. Ik kan me dat lied nog goed herinneren, ik denk door een singeltje ervan dat één van mijn oudste zussen in die tijd had. Mij brengt een bezoek aan zee, net als Ria Valk, in een vakantiestemming. Een zomer zonder dat ik een keer het strand heb bezocht, komt eigenlijk niet voor. Ik ga nooit verder de zee in dan waar ik kan staan, want ik ben geen echte zwemmer. Hoge en wilde golven om lekker in te duiken of tegen je aan te laten komen, daar geniet ik echter wel van.
De afgelopen vijftien maanden hebben we met andersoortige golven te maken gehad: coronagolven die ons behoorlijk in de ban hielden. Hopelijk hebben we nu de laatste golf gehad en kunnen we geleidelijk weer van alles doen zonder allerlei restricties waar we ons aan moeten houden. In publieke ruimten hoeven de mondkapjes al niet meer op en de verwachting is dat we aan het eind van de zomer ook de anderhalve meter afstand los kunnen laten. Doordat steeds meer mensen gevaccineerd zijn, moet dat vast gaan lukken. Het is te hopen dat we dan ook in de kerk niet meer op afstanden hoeven te letten en we geen maximum aantal kerkbezoekers meer hoeven te hanteren. Het zou fijn zijn als alle kerkbanken dan weer volledig gevuld mogen worden, als de kerk weer helemaal vol mag zitten. Dat is trouwens wel een hele optimistische gedachte. De laatste jaren, zeg maar gerust decennia, zien we de kerken steeds leger raken. En het is de verwachting dat de coronacrisis dat proces alleen maar heeft versneld. Zeker weten doen we het niet. Ik heb goede hoop dat de kerkgang zich toch weer een beetje zal herstellen. Als er niet meer hoeft te worden aangemeld, als we weer samen kunnen zingen, als we ons niet meer aan verschillende regels hoeven te houden en als we na afloop van de viering weer gezellig samen koffie kunnen drinken, zullen misschien toch weer meer mensen ’s-zondags naar de kerk komen. En wie weet, heeft de coronapandemie toch bij sommige mensen de ogen geopend dat we niet alles in het leven zelf in de hand hebben. Misschien dat zij op zoek naar God zijn gegaan en zich bij de kerk willen aansluiten. Of misschien dat zij teruggrijpen naar de geloofstraditie waarmee ze in hun jeugd vertrouwd waren en nu de kerk weer opzoeken.
Zou wellicht de coronacrisis tot een opwaartse golf in de kerk leiden? Wie zal het zeggen? Misschien moeten wij onze opvatting over kerk-zijn ook wat verruimen. Vaak meten we de omvang en activiteit van de kerk slechts aan het aantal kerkbezoekers op zondag. Maar is de kerk niet meer? Horen vrijwilligers die zich bijvoorbeeld voor diaconale projecten inzetten maar ’s-zondag niet (vaak) in de kerkbanken zitten, niet net zo goed tot de kerk? En is een kerk met een krimpende geloofsgemeenschap die veel tijd en energie steekt in ondersteuning aan gezinnen en scholen bij de geloofsopvoeding van kinderen, zonder dat dit direct leidt tot groei van het aantal kerkgangers, minder kerk dan een goed gevulde kerk op zondag?
Door de eeuwen heen heeft de kerk trouwens steeds een golfbeweging laten zien. Perioden van bloei en verval wisselden elkaar af. Met dit gegeven mogen we er op vertrouwen dat na de huidige tijden van krimp ook weer een periode van groei aan zal breken. Soms kunnen we moedeloos worden als al onze inspanningen om mensen bij de kerk te betrekken steeds zonder effect blijven. Het troost en ontspant me dan als ik me bedenk dat wij mensen slechts hoeven te zaaien en dat God zelf er zorg voor draagt dat het geloof in mensen ontkiemt en groeit. Wij mogen dus vertrouwen op de heilige Geest die in medemensen zijn werk doet en die zal zorgen voor een nieuwe opwaartse golf van gelovigen.
Als we de evangelielezingen op de zondagen in juli en augustus achtereen-volgend lezen, zien we dat Jezus zelf te maken had met een golfbeweging in aantal leerlingen. Eerst, in de omgeving van Nazaret, heeft Jezus weinig leerlingen. De mensen daar kunnen niet in Hem geloven omdat zij Hem kennen als de timmerman, de zoon van Maria. Welke wijze dingen zou deze hun over God kunnen vertellen? De groep volgelingen breidt zich vervolgens uit, doordat de leerlingen twee aan twee worden uitgezonden om Jezus’ boodschap te verkondigen. Vele mensen willen Jezus zien en spreken. Hij en zijn apostelen hebben er meer dan een dagtaak aan en zoeken noodgedwongen af en toe de rust op. Het evangelie van de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging (zondag 25 juli) is wat dat betreft de climax: vele mensen bijeen die na zijn Woord gehoord te hebben, ook nog eens te eten krijgen. Maar daarna gaat het bergafwaarts. De mensen keren zich steeds meer af van Jezus, omdat zijn preken hen niet aanstaan.
Jezus noemt zichzelf het levende Brood dat uit de hemel is neergedaald. Niet het manna dat de voorvaderen in de woestijn te eten kregen, maar Hij, Jezus, is het levend Brood uit de hemel. Velen nemen aanstoot aan deze woorden. Er haken zoveel leerlingen af dat Jezus op het laatst aan zijn apostelen vraagt of ook zij soms weg willen gaan. Jezus laat zich door dit afhaken niet ontmoedigen, zelfs niet als de afhakers zich tegen Hem keren. Vol vertrouwen op God de Vader gaat Hij door met zijn opdracht. Laten wij daarom, naar zijn voorbeeld, niet ontmoedigd raken door lege kerkbanken, maar doorgaan met de opdracht van de kerk: de Blijde Boodschap verkondigen, met woorden en vooral met daden. En we laten het dan maar aan God over hoe hoog de golf wordt.

Jos van Adrichem, diaken