Pastoraal woord: Advent

In de eerste helft van de afgelopen novembermaand zag ik in onze wijk de eerste bomen met verlichting verschijnen. Ik snap best dat mensen in deze sombere en onzekere tijd behoefte hebben aan een beetje licht in de duisternis, maar een geheel opgetuigde kerstboom die ik in sommige huiskamers ook al zag staan, welk gevoel moet dat geven? Ik merkte bij mezelf dat het me een gevoel van stress gaf, zo van ‘o jee, het is al bijna Kerstmis, en er moet nog zoveel gebeuren. Kunnen we niet eerst even rustig Sinterklaas vieren?’ De Goed-heiligman was toen nog niet eens in het land.
Ik begon me af te vragen: wat betekent het feest van Kerstmis nog, het feest van het Licht dat schijnt in de duisternis, als we voor dat grote feest al volop licht in deze mate ontsteken? Hebben wij christenen daar niet een speciale voorbereidingstijd voor die we Advent noemen, van het Latijnse woord Adventus, dat ‘komst’ betekent? In dat woord klinkt voor mij een beweging door, een dichterbij komen en niet een abrupt ‘van het ene op het andere moment’. Onze adventskrans maakt dat ook duidelijk: we beginnen de eerste zondag met één brandende kaars en zo elke zondag een kaars erbij. Het wordt langzaamaan lichter. En als het goed is, betreft dat lichter worden niet alleen het licht van de kaarsen op de adventskrans, maar ook het licht dat in ons zelf brandt, het licht dat steeds meer in ons brandt naarmate wij dichter bij de komst van de Heer komen, naarmate wij verder zijn in onze voorbereiding op Zijn komst. De evangelielezingen die we op de zondagen van deze Adventstijd lezen geven ook die groei van de voorbereiding aan. De eerste zondag worden we opgeroepen om waakzaam te zijn, om voorbereid te zijn als Hij komt. We worden alert gemaakt. Op de tweede zondag worden we opgeroepen om in actie te komen: “Bereid je voor, bereid de weg van de Heer”, riep Johannes de Doper. De mensen bekeerden zich, lieten zich dopen. Ook wij worden opgeroepen om iets te doen: ons in de Adventstijd meer dan anders richten op God en onze medemens. De derde zondag wijst Johannes ons het Licht aan. Het komt in zicht: “Ik ben zelf het Licht niet, maar ik getuig jullie van het Licht.” En tenslotte de vierde zondag wordt dat komende Licht nog concreter als de engel Gabriël tegen Maria zegt dat ze zwanger zal worden en een zoon zal baren die ze Jezus moet noemen. Het naderende Licht krijgt een naam. En dan met Kerstmis wordt het geboren. “Het ware Licht dat iedere mens verlicht, kwam in de wereld” horen we in de evangelielezing op Kerstochtend. We zijn erop voorbereid, zagen het aankomen, we kunnen het aan, de komst van dit Licht. We hebben erin mee mogen groeien, worden uitgenodigd om kinderen van het Licht te zijn. Zonder die voorbereiding zou ons dat niet lukken, stonden we met onze ogen te knipperen voor het plotselinge licht in het duister. Nu kunnen we er in mee gaan, dat Licht uitdragen in de wereld, opdat het het duister zal overwinnen.
Het deed me goed dat onze buren een slinger met Sint en Pieten hadden opgehangen. Alles op zijn tijd en nog even wachten met dat volle licht van de opgetuigde kerstboom. Het licht van de adventskrans komt eerst! Ik wens u, mede namens het pastoraal team, een gezegende Adventstijd en een Zalig Kerstmis.
Ook alvast een goede jaarwisseling gewenst. Maak er, ondanks de onmogelijkheden door de coronacrisis, een zo goed mogelijke tijd van en vertrouw vooral op dat Licht, dat ware Licht dat in de wereld kwam.

Namens het pastoraal team, Jos van Adrichem, diaken