Vincentius was de zoon van eenvoudige ouders. Als kind hoedde hij de kudde van zijn vader, totdat hij mocht gaan studeren. Van 1605 tot 1609 was hij gevangen in Tunis, Noord Afrika. In 1609 besloot hij zijn leven verder te wijden aan de Charitas. Hij stichtte in Parijs een tehuis voor vondelingen. Hij zorgde er ook voor dat jongeren onderricht kregen, zodat ze de gevaren van het leven beter aan konden. Zorg voor de armen en hun kinderen, bijstand aan weduwen en slachtoffers in oorlogstijd, hulp aan vluchtelingen: overal waar hij kwam, pakte Vincentius aan en lenigde hij nood. Altijd en overal leeft Vincentius met God en beschouwt hem nabij.
Vincentius, toonbeeld van de barmhartigheid van God, bid voor ons en help ons.